Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

Eddy Coppieters

 

van duivenmelker tot CEO

 

 

Eddy

Coppieters

Migreren is een woord dat volop onze actualiteit beheerst, maar eigenlijk is het van alle tijden. Migranten vinden in hun nieuwe basis hun vaste stek, maar één ding blijft er altijd bestaan: die sehnsucht, dat smachtend verlangen naar de heimat, die geboortegrond.
Het internet maakt het vandaag makkelijk om op de hoogte te blijven van wat er reilt en zeilt in je thuisland. Mensen van bij Ons heeft heel wat ‘buiten Zeelse klanten’. Eddy Coppieters is een van hen. Eddy was een goede kennis die in het jaar 2000 naar West-Vlaanderen is geëmigreerd en door die verhuis ben ik hem uit het oog verloren.
Tot ik in februari een mailtje kreeg van hem. Een weekje later hebben we dan vijftien jaren bijgepraat en tijdens onze babbel kreeg ik zijn verhaal te horen. Een Mensen van bij Ons om chapeau tegen te zeggen. We spraken af en twee weken later bolde ik naar De Haan, zijn nieuwe heimat, op interview.

Roots    
Het verhaal van Eddy begint op 2 juni 1954 in de Wagenstraat nummer 1. Mijn vader was Romain Coppieters, steekt Eddy van wal, en die werkte eerst als wever tot Goossens en bij de overschakeling naar Cabrita is hij metaalbewerker geworden in Antwerpen. Op zijn 57ste is hij invalide verklaard omdat hij geweldig sukkelde met zijn rug. Mijn moeder was Laura Goossens en zij was moeder aan de haard. Mijn moeder heeft aan de oorlog een ziekte overgehouden. Ze had veel last van zenuwen aan haar maag en heel dikwijls kampte ze met migraine en hoofdpijn. Mijn vader heeft als soldaat de aanval op het Fort Eben-Emael meegemaakt tijdens de achttiendaagse veldtocht. In 1942 zijn ze getrouwd en werden ze allebei opgeëist om naar Leipzig in Duitsland te gaan werken.   Op alle samenkomsten van mijn familie werd er veel over de oorlog verteld, zegt Eddy, als kind kon ik daar uren naar luisteren met het gevolg dat ik een beetje geobsedeerd ben door de Tweede Wereldoorlog. Ik heb naast heel wat boeken ongeveer 300 DVD’s over die oorlog: veel documentaires maar ook films.
Mijn vader kwam uit een nest van elf en bij mijn moeder waren ze met drie. Buiten een broer van mijn moeder, nonkel Philemon, één van mijn beste vrienden samen met zijn vrouw tante Simonne, zijn die allemaal overleden. Ik had één zus, Sonja, die acht  jaar ouder was dan ik, maar ook zij en haar man, Willy Van de Cauter, zijn beiden gestorven. Hun dochter Sabine is dus nog de enige naaste familie die ik heb.
Eddy als baby   Eddy bij zijn eerste communie   Eddy bij zijn vormsel
School    

Mijn schoolcarrière ben ik gestart in de kleuterschool op de Kouter bij juffrouw Elza Vermeulen. Haar man, Arthur Van Cotthem, was later mijn eerste baas.
Op zes jaar ging ik naar de gemeenteschool en in het eerste zat ik bij juffrouw Rooms en later bij Paul De Vleeschouwer. Mijn andere meesters waren Jef De Clerck, Maurits De Schrijver, Adolf Willockx, Edmond De Paepe en Albert Devaré. Koekop, loederkraam, bikkelen en merrebollen was ons geliefd tijdverdrijf. Ik was een goede leerling, bekent Eddy, ik was altijd bij de eersten en al zeg ik het zelf, ik was tamelijk gedreven. Nu noemen ze dat een strever maar in mijn jonge jaren werd dat nog erg geapprecieerd.

Toen ik twaalf was ging ik naar het Pius X-college. Dat was voor mij een serieuze aanpassing en ik peins, zegt Eddy, dat ik de eerste vier weken alle dagen gebleit heb, ik kon geen afscheid nemen van het lager. Nadien is dat gelukkig verbeterd en ik heb er zes mooie jaren beleefd.

  Ik heb er een zeer goede opleiding gekregen en vooral de maristensfeer is me bijgebleven: behulpzaamheid, kunnen relativeren, kameraad-schap… Broeder Amandus was directeur en die had uitstraling. Zijn blik alleen was voldoende om ons onder de roe te houden. Het was natuurlijk een andere tijd, ik denk dat er toen maar 150 leerlingen op school zaten. De andere broeders waren allemaal aangename mensen: Wilfried, Marcel, Jan en René. Ook aan leraars als André De Craene, Georges Troch, Miel Verberckmoes, Frans De Donder, Emiel Verstrepen, Urbain Triest, Guido Baeck en Wilfried De Paepe hou ik mooie herinneringen over, zegt Eddy.
Toen ik in het derde jaar zat werd het internaat opgericht en dat werd meestal bevolkt door leerlingen die ze in de streek van Ardooie, Pittem hadden gerekruteerd met de bedoeling die jongens warm te maken voor het broederleven. Maar, lacht Eddy, als die gasten twee maal Zeel kermis hadden meegemaakt was die roeping snel verdwenen. Bij mijn weten is er niemand van die gasten broeder geworden.
Eddy als voetballer   Klasfoto van het laatste jaar in 1972
   

Klasfoto genomen bij de '100 dagen' in 1972
Staand: Lieven Verbanck, André Van Uytfanghe, Paul Vercauteren, Marc Van Roy, Omer Van Driessche, Etienne Steeman en Eric Beirnaert.
Zittend: Luc Van Driessche, Eddy Van Eetvelde, Paul De Roover, Marc Van Hecke, Johan Van De Voorde, Luc Verschraegen, Hendrik Demuynck, Robert De Paepe, Paul De Waele, Geert Verstringe en Eddy Coppieters.
Liggend: André Poppe en Gino De Wilde.

Hobby’s    
De Minnezangertjes  

In mijn jeugd had ik drie hobby’s, gaat Eddy verder: zingen, duiven en wielrennen. Dat zingen deed ik bij ‘De Minnezangertjes’. Toen ik pas in het Pius X-college zat, deed broeder Wilfried in de laagste klassen zijn jaarlijkse ronde om zangertjes te ronselen. In onze klas staken zes jongens hun vinger op, waaronder ik. Na een proef bleven we met vijf over, maar broeder Wilfried had vrij snel door dat ik echt hoog kon zingen. In november was er een concert gepland in Arlon en in ijltempo moest ik alle liedjes leren zodat ik mee kon optreden. Dat is me gelukt, zegt Eddy en in januari 1967 werd ik solist. Ik heb gezongen tot mijn zeventiende want toen pas kreeg ik de spreekwoordelijke puit in mijn keel. Bij ‘De Minnezangertjes’ heb ik een zalige tijd beleefd. Overal in België hebben we opgetreden en met plezier denk ik terug aan die mooie reizen naar Zwitserland, Frankrijk en Spanje. Voor de reis naar Schotland moest ik passen, ik kreeg toen de mazelen.

De Minnezangertjes in 1967. Eddy staat rechts van broeder Wilfried.

Een tweede passie waren de duiven. Mijn vader en zijn broers waren allemaal fervente duivenmelkers en die microbe had ik geërfd. Ik was al van mijn drie jaar verzot op die beestjes. De duiven verzorgen, eten en drinken geven, het kot uitkuisen, ze uitlaten… Ik was nog een kind toen ik dat allemaal mocht doen. Op mijn achttiende wist ik als geen één hoe het duivenspel in elkaar zat en kon ik de uitslagen perfect uitrekenen.
De meeste duivenmelkers hadden in die tijd maar een stuk of twintig duiven. Ik denk dat er toen ongeveer 110 000 duivenmelkers waren in België, vandaag zijn ze nog met 25 000. Alleen zijn er nu duivenmelkers die 300 à 400 duiven hebben. Dat is wel een verschil met vroeger, zegt Eddy. Mijn vader speelde altijd op Quievrain en iedere zondagmorgen was er die spanning… En als ze dan niet wilden binnenkomen… Die duivensport zorgde ook voor de nodige ambiance in de familie, maar ook soms ruzie. We komen uit een tijd dat er nog veel duivenlokalen waren in Zele: Marcel De Beule, Terrekens, Piettevogelke, Jef D’hollander, Georges Blancquaert. Nu is er juist nog één in Zele: ’t Zonhoekje.
Ik ben duivenmelker geweest tot mijn 44, dan heb ik er de brui aan gegeven omdat er te veel gesjoemeld werd met doping allerhande. Ik vond dat hoegenaamd niet kunnen, ik heb het spel altijd fair gespeeld. De duivensport is steeds een ‘sport’ geweest van de gewone man, een echte folklore. Nu is het plezier ervan af. Een duif constateren was een kunst op zichzelf en het grote plezier was om je duif te zien thuiskomen bijna samen met die van je gebuur, en dan proberen de snelste te zijn in het ringetje aftrekken, in het potje steken en lap…. de constateur binnen. Meestal lukte me dat omdat mijn naaste buur destijds, Prosper toch al midden de zeventig was en wat je vooral niet mocht doen was beven.
  Eddy op zijn twaalfde met een duif

Eddy als jongetje van vijf met Kamiel Buysse

Eddy als jongetje van 5 met zijn grote idool Kamiel Buysse.
Kiekje genomen na zijn deelname aan de Tour de France in '59.

 

Mijn derde hobby was wielrennen. Ik was gefascineerd door die sport en verschillende malen per week ging ik trainen. Al zeg ik het zelf, ik kon me aardig uit de slag trekken en regelmatig reed ik mee met Dirk Heirwegh, William Tackaert, de Caethovens… Aan die sport was er maar één nadeel: dat kostte tamelijk wat geld en dat was thuis soms wel een probleem. Op mijn achttiende had ik het liefst van al coureur willen worden, maar mijn vader zei: ‘Manneke, maak eerst je school af en als het zo ver is, zullen we nog zien’. Het is er nooit meer van gekomen.
Mijn idool destijds als klein manneken, was onze buurman Kamiel Buysse (grootvader van Greg Van Avermaet). In 1959 was hij samen met Rik Van Looy en Fred De Bruyne geselecteerd om deel te nemen aan de Tour de France. In die tijd waren het nog landenploegen. De Drieputtenstraat was te klein toen hij na de Ronde terug thuis kwam. De foto met Kamiel toen ik amper 5 jaar was heb ik altijd gekoesterd. Later ben ik natuurlijk een fervente fan geworden van die andere Eddy!
De koersmicrobe heeft me in 1993 nog eens gebeten toen wij een professionele wielerploeg hebben opgericht: IPSO-Euroclean met als smaakmakend sportdirecteur Pol De Baeremaeker, nog steeds één van mijn beste vrienden. We hebben gelachen, geweend, gevloekt en vooral ook af en toe eens goed gedronken, maar voor mij waren het vijf schitterende jaren in het wielermilieu.

Studies
Op mijn achttiende zag ik het echt niet zitten om verder te studeren, bekent Eddy, koersen was nu eenmaal mijn droom, maar omdat die haring thuis niet braadde, koos ik voor regentaat Nederlands-Engels. Ik had me al ingeschreven in de normaalschool, had reeds mijn treinabonnement op zak en even voor de school begon ging ik mijn grootvader bezoeken in het ziekenhuis. Toevallig ontmoette ik daar deken Van Driessche. Ha, daar is onze nachtegaal, zei hij, want af en toe zong ik ook in de wekelijkse eucharistievieringen. Wat ga je doen?, vroeg de deken en ik vertelde het hem. Hij moet blijkbaar aangevoeld hebben dat ik niet honderd percent achter mijn keuze stond en hij vroeg me of ik al gehoord had van het Vrij Hoger Handelsinstituut (VROHAN) in Dendermonde. Een dag later heb ik me daar ingeschreven en twee jaar later had ik mijn diploma op zak. Veel heb ik niet gestudeerd, maar ik heb er wel veel geleerd. Vooral op het vlak van talen was dit een heel goede opleiding. Ik probeer deze ervaring nog steeds mee te geven aan onze kinderen. Talen zijn en blijven een bouwsteen voor je latere toekomst.

Aan ’t werk    
In 1973 had ik vakantiewerk gedaan bij Theo Bauwens in het industriepark. Dat werk beviel me erg. Ik deed dat zo graag dat ik zelfs ’s zaterdags ging werken en zelfs twee weken langer bleef dan gepland. Op 22 juni 1974 ging ik mijn diploma afhalen en de volgende dag ben ik bij Bauwens gestart.
Arthur Van Cotthem was hoofd van de boekhouding en met hem kon ik het echt goed vinden. Dik betaald was het echter niet, maar Arthur zei altijd: ‘We verdienen niet veel, we moeten hard werken, maar we gaan veel plezier maken!’ en dat was ook zo, zegt Eddy. We hebben ons rot geamuseerd samen met Lutgart Pieters, onze andere collega, die jammer genoeg reeds enige tijd is overleden. Een leraar in Dendermonde had ons altijd de raad gegeven om te starten in een klein bedrijf en hij had gelijk. Ik heb daar bij Bauwens enorm veel geleerd: facturatie, stockbeheer, balans opmaken. Dat was echt een prima leerschool.
  Reclame voor Bauwens hespenfrabricant
Eddy als soldaat  

Op 1 maart 1975 moest ik dan het vaderland gaan dienen, gaat Eddy verder. Ik kreeg vier maanden opleiding in Peutie en daarna vloog ik voor zes maanden naar Lüdenscheid in Duitsland bij de 6de TTR. Wij waren de laatste lichting die nog tien maanden legerdienst hadden. Ik heb in ’t leger een schitterende tijd gehad, vertelt Eddy, en had ik geen werk gehad, ik had zonder problemen bijgetekend.

Eén anekdote wil ik je wel vertellen, lacht Eddy. Op een bepaald moment kwamen mijn ouders me bezoeken. Ze konden meerijden met de ouders van Rudi Coppieters, want zelf hadden ze geen auto. Ik was dat helemaal vergeten toen enkele kameraden me vroegen of ik geen zin had in een weekendje Limburg. Samen hebben we daar twee dagen de bloemetjes buiten gezet, maar toen ik terug kwam in de kazerne stond er op het bord dat ik me onmiddellijk moest melden bij de Sergeant Majoor. Daar hoorde ik heel het relaas over mijn ouders die me vruchteloos hadden gezocht. De volgende dag belde ik naar huis en vertelde dat ik op geheime missie was geweest. Hoe, zei mijn vader, en niemand wist waar je was. Aja, antwoordde ik, daarom was het ook een geheime missie. Pas toen mijn vader 80 werd, heb ik hem verteld hoe de vork in de steel zat.

ITT    

Na den troep kon ik zonder problemen terug beginnen bij Bauwens. Ik deed dat werk graag maar echt carrière maken kon daar niet. Arthur Van Cotthem was slechts tien jaar ouder dan ik. Trouwens, voegt Eddy er aan toe, Arthur is een vriend gebleven en iedere maand, al 40 jaar lang, zien we elkaar bij een etentje. Hij, Polle De Baeremaeker, Paul De Roover en nog enkele anderen zijn echt vrienden voor het leven. Ik begon dus uit te kijken en op een dag zag ik in de krant een advertentie.

Bij ITT zochten ze een junior accountant. ITT (International Telephone & Telegraph) was op dat moment een van de grootste multinationals ter wereld. We waren met 38 kandidaten maar ik kreeg de job omdat ik vier talen sprak. Ik ben daar op 1 maart 1977 onder aan de ladder begonnen. Een secretaresse had graad 6, ik kreeg graad 7, maar ik verdiende plots wel 50% meer dan in Zele. Ik kwam in een bedrijf waar zo maar eventjes meer dan 25 nationaliteiten werkten en ik was verantwoordelijk voor de loondienst. Later kreeg ik er ook nog financiële analyse bij en werd gepromoveerd tot graad 8.

  logo ITT
Payroll  

In 1980 kwam er een plaats vrij als assistent manager project cost controll, iemand die de manager moest bijstaan voor het opvolgen van de ontwikkelingskosten van een wereldwijd ontwikkelingsproject in de telefonie, namelijk System 12 digitale switching. Dit is nu nog steeds het systeem samen met ISDN waarop een groot deel van onze huidige communicatiesystemen gebaseerd is. Ik stelde me kandidaat, vervolgt Eddy, maar ik kreeg een njet.

Promoveren van graad 8 naar graad 12 kon nu eenmaal niet, er waren nu eenmaal bepaalde procedures binnen het bedrijf en die werden strikt gerespecteerd. Ik ben dan op mijn beurt de bestaande procedures in verband met loonuitbetaling en het tijdig binnenbrengen van de nodige documenten veel strikter beginnen toepassen en na een tijdje begon mijn baas zijn frank te vallen. Ik kreeg de job en promoveerde naar graad 13, mijn loon verdubbelde.

Mijn leven veranderde serieus.

Bijna iedere week moest ik een of twee keer andere vestigingen in Europa bezoeken, controleren, een financiële analyse opstellen, synthetiseren en er commentaar bij geven. Ik vloog altijd in Businessclass en overnachtte in vijfsterrenhotels.

Mijn manager Bob en ik waren twee handen op één buik. Bob was een rasechte Antwerpenaar, gaat Eddy verder, en op een dag zei hij mij: ‘Sommige dingen begrijp ik niet. Collega’s werken hier samen en als ze kunnen steekt de ene de andere een mes in de rug. Je werkt hier van 8 tot 5. Je bent dus 9 uur bij je collega’s. Je vrouw zie je ’s morgens een uur en ’s avonds, als het meevalt dat je niet in slaap valt, 3 uur, de rest slaap je. Waarom zou je je collega’s het leven zuur maken als je er meer tijd mee doorbrengt dan met je eigen vrouw?’.

En dat is een wijsheid, zegt Eddy, die ik heel mijn leven heb onthouden.

 

Een tijdje later vertrok mijn baas Bob naar Alcatel Bell en kwam zijn post vrij. Ik vroeg een onderhoud bij de grote baas en deed hem een voorstel. Ik zou de job van Bob overnemen en hij moest voor mij geen vervanger zoeken, ik kon die twee taken perfect combineren. Ik promoveerde naar graad 17 en was in die jaren bevoegd om beslissingen te nemen tot 10 miljoen Belgische frank (250 000 euro). Ik was toen 29 jaar. Dat heb ik twee jaar gedaan tot ITT in 1988 aan Alcatel France verkocht werd. Ik mocht blijven en kreeg een mooie wedde, maar ik moest verhuizen naar Parijs.

Ik heb toen wat bedenktijd gevraagd en ben eens naar Parijs getrokken op huizenjacht. Ik kon een appartementje huren op 300 meter van de Eiffeltoren voor het mooie bedrag van 105 000 frank (2625 euro) per maand. Ook de internationale school voor de kinderen kostte stukken van mensen en op de keper beschouwd zou ik niet veel overhouden van mijn riante wedde. Maar verhuizen naar Parijs was wel nodig wilde ik verder carrière maken bij Alcatel France. Na rijp beraad heb ik beslist om maar niet te verhuizen.

Nog voor ik ITT verlaten had eind 1989 werd ik gecontacteerd door Gary Andlinger, de vroegere President ITT Europe die begin de jaren tachtig 280.000 personeelsleden onder zich had. Andlinger was begonnen met bedrijven te kopen en verkopen. Ik werd hoofd van de financiële én de operationele dienst van Monitor Security, een bedrijf met 1500 werknemers. Monitor Security was gespecialiseerd in bewakingsopdrachten en transport van waardestukken en diamanten.

Een beetje later fusioneerde het bedrijf met Intergarde Security in Waterloo zodat we rond de 3000 man in dienst hadden. Die fusie liep allesbehalve van een leien dakje. Twee vroegere concurrenten samenbrengen was niet simpel en wat meer was, de ene baas was een jood en de andere een Duitser met een bruinhemdenverleden. Kortom dat was meer dan een levendige materie. Ik heb daar serieus wat brandjes moeten blussen, maar ik heb er ook enorm veel geleerd.

  bewakingsagent
logo van ipso  

IPSO
Eind 1989 zei mijn baas, Johan Volckaerts, de man die tot op vandaag de Europese divisie van Andlinger leidt, dat ze bezig waren om een bedrijf te kopen in Vlaanderen. ‘Heb je geen goesting?’ vroeg hij me op de man af. Als wat?, antwoordde ik. Als financieel directeur, was het antwoord. Het bedrijf IPSO was gevestigd in Wevelgem en fabriceerde industriële wasmachines en droogkasten.

Ik heb toen ‘ja’ gezegd en na 5 maanden vertrok de algemeen directeur van IPSO en zocht men een andere. Weer deed ik een voorstel, zegt Eddy. Als ze mij als directeur aanstelden moesten ze geen financieel directeur zoeken, ik zou de twee jobs combineren en ze mochten dit evalueren na zes maanden.

In 1991 werd ik dus algemeen directeur maar ook financies, IT en personeelsbeleid waren mijn taken en dat deed ik tot in 1996. We kochten drie bedrijven: D’hooge in Gent (strijkmachines) en Cissell in Amerika (droogkasten) en ook nog onze Amerikaanse distributeur. Al die bedrijven brachten we samen in IPSO ILG (Industrial Laundry Group). Toen ik startte, werkten we met 80 arbeiders en bedienden en zes jaar later waren dat er 700. Onze omzet in het begin was 640 miljoen frank (16 miljoen euro) en zes jaar later was dit 1,85 miljard (46,25 miljoen euro).

Met IPSO ILG zijn we in 1997 naar de beurs getrokken. Door dit te doen kwam er vers kapitaal in het bedrijf zodat we nieuwe investeringen konden doen. Als CEO (Chief Executive Officer) was ik het uithangbord van het bedrijf en eens je bedrijf beursgenoteerd staat, word je bestookt, gemanipuleerd en zelfs geambeteerd door beursmakelaars en -analisten. Je mag nooit liegen maar ook niet alles aan hun neus hangen, weet Eddy.
Die beursgang was enerzijds een goede zaak want binnen het jaar verdubbelde de waarde van ons aandeel maar anderzijds verloor ik ook ten dele de focus op het bedrijf. Ik ging veel presentaties geven in het buitenland, maar ik zag niet meer wat er gebeurde, ik had geen tijd meer voor klanten en daarnaast was er de druk van de beurs die wil dat je alsmaar blijft groeien, bijvoorbeeld door andere bedrijven op te kopen.
In 2000 kwam er dan de fusie met de Deense groep Jensen Industrial Group met de bedoeling wereldleider te worden op het gebied van industriële en commerciële wasserijen. Met de fusie hadden we 1350 man in dienst en hadden we 11 fabrieken in 8 landen (VS, Denemarken, België, Zwitserland, Duitsland, Groot-Brittannië, Zweden en Singapore). We haalden een omzet van 8 miljard Belgische frank (200 miljoen euro) en dat was dus niet mis.

  Eddy in zijn fabriek
Reclame voor IPSO   Bij de fusie had IPSO 51,5% van de aandelen en 48,5% voor Jensen. Jesper Jensen werd hoofd van de afdeling Heavy Duty (de zwaardere wasserijapparatuur voor grote industriële wasserijen). en ik fungeerde als directeur van de Commercial Division (het lichtere materieel zoals voor wassalons, hotels, restaurants en ziekenhuizen)  en tevens als voorzitter van de raad van beheer. Als mens kon ik goed opschieten met Jesper maar bedrijfsmatig en strategisch zaten we op een totaal verschillende golflengte, we hadden een totaal verschillende visie. Ik voelde dat het niet snor zat en ik zei tegen mijn naaste medewerkers dat ik nog zes maanden zou blijven. Ze geloofden me niet.
Ik was de CEO en op een schip kan je maar één kapitein hebben. Ik was gekend bij de Beurs van Brussel, Jensen niet en dat gaf de nodige spanningen. Eind augustus werd me gevraagd om niet meer te komen en sloot ik mijn IPSO-LSG-periode af. Een nieuwe relatie met mijn huidige vrouw Dominique leidde in 2000 tot de echtscheiding met mijn eerste echtgenote. De dag na het verlaten van LSG trok ik samen met mijn vriendin voor enkele dagen naar Bretagne. Ik was nog maar in Parijs toen ik telefoon kreeg van Christian Dumolin van de groep Koramic, die een bedrijf Vitalo in zijn portfolio had. Vitalo produceerde plastiek producten zoals blisters voor verpakking van hoogwaardige apparatuur zoals bv pacemakers en zwaardere polycarbonaat toepassingen zoals onderdelen voor kranen van Caterpilar of tractors van Case New Holland.
Ik heb daar anderhalf jaar als financieel directeur gewerkt, zegt Eddy, maar met Dumolin heeft het nooit geklikt. Als ik wit voorstelde, zag hij liever zwart, het was nooit goed. Begin 2002 bracht ik een presentatie over mijn visie op de reorganisatie van het bedrijf. Toen ik halfweg was, heb ik mijn boeltje gepakt en ben het afgestapt. Ik werd niet gevolgd bij al de voorstellen die ik noodzakelijk achtte om het bedrijf op de goede sporen te zetten. Ik heb geen ontslag genomen als dusdanig, maar we hebben samen een professionele financiële oplossing gezocht en gevonden die voor beide partijen aanvaardbaar was. ‘La mayonaise ne prend pas’ was wellicht de beste omschrijving van onze businessrelatie, zegt Eddy.
Ik ben toen anderhalf jaar thuis gebleven. Dat was eigenlijk wel zalig, want in die periode is ons jongste dochter Lore geboren en kon ik veel tijd maken voor haar.
  Het enige negatieve aan deze periode waren de ‘vrienden’. Ik dacht dat ik veel vrienden had en dat de zakenrelaties me hoog inschatten doch niets was minder waar. Plots was ik niet meer belangrijk want ik was geen ‘business’schakel meer, ik kon niets meer bijbrengen aan de bankiers bijvoorbeeld of bij vroegere collega’s. Ik kreeg geen telefoons meer of mails met uitnodigingen voor van alles en nog wat.
Mijn echte vrienden, de Paul De Roovers, de Rudi De Grauwes, de Chris De Waeles en nog een aantal anderen die bleken dan de echte vrienden te zijn in de tijd dat je toch ‘een werkloze’ bent. Dit ben ik nooit vergeten en toen ik CEO werd bij Primus kwam er plots twee dagen voor de Memorial Ivo Van Damme een melding van een bepaalde bank dat ze nog een plaatsje vrij hadden voor mij. Die plaats hebben ze op hun buik mogen schrijven, zegt Eddy, ik heb hen met veel plezier wandelen gestuurd. Maar ja, ook dat is het leven!

 

logo van Primus

 

Primus
Primus is een bedrijf dat eveneens industriële wasserijapparatuur fabriceert. IPSO is ontstaan doordat een aantal werknemers opgestapt zijn bij Primus in het jaar 1973 en een eigen bedrijf opgericht hebben. Begin 2002 hoorde ik via via dat Primus verkocht zou worden en dus zag ik mijn kans schoon om me daar in te gooien. Samen met de Andlinger Group hebben wij dan een lange strijd gestreden met de eigenaars van destijds. Het heeft tot september 2003 geduurd vooraleer de transactie rond was en ik daadwerkelijk aan de slag kon. Ik haalde drie oud-collega’s (lees vrienden-voor-het-leven), die ik al meer dan 20 jaar kende, weg bij IPSO: Wim Vandererfven (financieel directeur), Jean Baptiste Van Damme (verkoopsdirecteur) en Rebecca Dewachter (hoofd van de interne commerciële dienst). En dan is ons verhaal van Primus begonnen en konden we ons ding doen waar we goed in waren.

Primus was een regelrechte concurrent van IPSO. Het was duidelijk dat IPSO kwalitatief aan het dalen was, terwijl Primus aan het stijgen was. Toen we gestart zijn in 2003 haalden we een omzet van 40 miljoen euro en vier jaar later hadden we het praktisch verdubbeld tot 79 miljoen. We hebben ons toen heel sterk gefocust op de Amerikaanse markt en in de totale periode dat ik in de wasserijproducten actief ben geweest ben ik meer dan 150 keer naar Amerika geweest voor beurzen en contact met klanten. Primus had ook nog een ander groot voordeel. Het bedrijf was gevestigd in Gullegem maar de productie zat volledig in Tsjechië en qua productiekosten scheelde dat enorm. Sedert 2003 was het dan ook noodzakelijk dat wij om de maand naar Tsjechië vlogen. In 12 jaar tijd dus meer dan 100 maal ! We moesten de vinger aan de pols houden op alle vlak.
In 2008 is dan de grote crisis gekomen en in 2009 zakte onze omzet tot 57 miljoen. We hadden toen de keuze: bij de pakken blijven zitten, uithuilen in een hoek van de kamer en wachten op betere tijden ofwel een totaal nieuw project opzetten. Wij kozen voor dat laatste. We trokken een topingenieur aan en beslisten toen om een totaal nieuwe machine te ontwikkelen die enerzijds de degelijkste op de markt zou zijn met het laagste energieverbruik en toch met het beste wasresultaat en die we anderzijds aan een lagere prijs konden fabriceren.

  wasmachines van primus
ondertekening van de deal in china   Daarnaast trokken we twee vrouwelijke designers van Bang & Olufsen aan, die voor ons de buitenkant ontwikkelden en in 2010 hadden we een volledige nieuwe lijn waar we mee konden uitpakken. Die nieuwe machines kostten ons minder, werden voor een duurdere prijs verkocht, maar waren wel 25% efficiënter dan onze vorige modellen. Op de beurs van Milaan stelden wij voor het eerst onze nieuwe lijn voor. Onze stand stond aan de ingang en binnen de kortste keren was het er file omdat iedereen bij ons bleef staan. De CEO van Alliance International (destijds de nummer twee van de wereld na Electrolux) die in 2006 IPSO had opgekocht en dus onze grootste concurrent, kwam me feliciteren met onze nieuwe lijn en gaf grif toe dat zij 5 jaar achter stonden op ons.
We hadden dus duidelijk de wind in de zeilen, zegt Eddy. Vorig jaar was ons beste jaar en haalden we een omzet van zo maar eventjes 100 miljoen euro. In 2012 hebben we een firma gekocht in China, onderhandelingen die ik samen met Wim Vandererfven rond kreeg in zes maanden (met tolken wel te verstaan). Ik ben 14 keer in China geweest. Een leuke anekdote, zegt Eddy, was deze. Op een zaterdag kwam ik terug uit China en ’s maandags krijg ik een e-mail dat ik donderdag sowieso moest terugkomen. Ik snapte er niets van maar ben dan toch maar vertrokken. Achteraf bleek dat volgens de Chinese kalender die donderdag de ideale dag was om belangrijke transacties af te sluiten. Ik heb in het begin wel wat weerwerk moeten bieden aan mijn collega’s binnen Primus maar achteraf bleek deze deal wel een goede zaak. In 2012 had het Chinese bedrijf een omzet van 4 miljoen euro en drie jaar later zaten we al aan 12 miljoen.

En dan, eind 2013, zijn er twee bedrijven op de proppen gekomen die ons wilden kopen namelijk Whirlpool en Alliance. We waren blijkbaar een gegeerde bruid. We hadden 650 man in Tsjechië, 45 in België, 120 in China, 20 in Lyon, 2 in Dubai, 2 in Hongkong, 2 in Spanje en 2 in Brazilië.

Eind februari 2014 is Primus opgekocht door Alliance International. Heel de productie van IPSO is verhuisd naar Tsjechië en de administratie in België kwam in de gebouwen van IPSO. Dat maakte dat ik terug in den bureau zat die ik 14 jaar geleden verlaten had. Als je me dat toen had gezegd, ik had je knettergek verklaard, zegt Eddy, maar nu is de cirkel rond.

Mijn functie momenteel is Executieve Director European Headquarters Alliance International.

 

Een hele mond vol, lacht Eddy, maar concreet betekent dit dat ik ervoor moet zorgen dat IPSO en Primus, vroegere concurrenten, goed samenwerken, dat ze niet ’vechten’, dat de taken goed verdeeld zitten zodat heel de boel goed draait. Tot eind 2015 blijf ik in deze functie en zal ik nog zetelen in enkele raden van bestuur.

Recent werd me door de CEO van Alliance voorgesteld om nog tot midden 2017 te fungeren als het ‘uithangbord’ van de groep vooral gericht als Business Relation naar klanten van het heden en het verleden toe met regelmatige aanwezigheid op Internationale Beurzen. Dus het reizen is nog niet gedaan. Ik hoef wel niet meer dagelijks naar mijn kantoor te gaan en kan perfect werken van thuis uit of waar ik ook ben. En daarna zal het hoogstwaarschijnlijk ‘point final’ zijn, wat het werken betreft, besluit Eddy.

CEO
Je bent zoveel jaren CEO geweest. Wat maakt een CEO tot een goede CEO? vraag ik hem. Eddy moet niet lang nadenken. In de eerste plaats is er je algemene kennis. Boekhoudkundig en financieel zou er me niemand in het zak gezet hebben, maar van techniek bijvoorbeeld kende ik bij aanvang nul komma nul. Ik heb me altijd omringd door mensen die in hun specialiteit beter waren dan ik. Ik heb me nooit opgesloten in mijn bureau, maar maakte twee keer per dag mijn ronde in de fabriek. Ik had oog maar vooral respect voor alle werknemers, van de ingenieur tot de mensen die de toiletten kuisten. Ik probeerde hun namen te onthouden en maakte regelmatig een klapke over hun werk. Op vergaderingen wist ik dus van wanten en wist ik waarover ik sprak. Als je je oren en je ogen openhoudt, leer je veel. Bij IPSO hadden we een echt toffe sfeer. Geen achterbaks gedoe, één vriendenploeg met alle neuzen in dezelfde richting. Iedere maand organiseerden we buiten de uren een activiteit en dat was keer op keer een schot in de roos. En de deur van mijn bureau stond altijd open voor Jan en alleman.
Bij Primus was de sfeer op de werkvloer totaal anders toen ik er begon maar doorheen de jaren is deze sterk verbeterd en op het laatst geleek die heel sterk op de sfeer bij IPSO.
Wat ik nooit deed was openlijk mijn emoties tonen. Ik mocht inwendig koken van colère, je zou dat nooit of nooit aan mijn gezicht gezien hebben. Ook heb ik veel geleerd door mij in de positie te stellen van de tegenpartij en dan bekijk je zaken wel anders. Soms was het als CEO ook niet makkelijk als je bepaalde knopen moest doorhakken. Maar het is altijd beter snel te beslissen dan niet te beslissen. En misschien het allerbelangrijkste is dat je luistert, voor je spreekt!
Naar de klanten toe had ik het grote voordeel dat ik ondertussen vijf talen sprak. Voor mij was de klant altijd koning, maar altijd binnen bepaalde grenzen. Ze mochten mijn kop niet zot maken, ik ben nu eenmaal geen puppet on a string, geen marionet.
de negen geboden van een ceo
Koningshuis    
Niet dat ik een royalist van de bovenste plank ben, zegt Eddy, maar ik ben vier maal uitgenodigd op het paleis. De eerste keer was in 1976 toen ‘De Minnezangertjes’ het kerstconcert op het paleis mochten verzorgen. Na het concert mochten we met koning Boudewijn en koningin Fabiola aan tafel. In 1993 heeft IPSO de ‘Oscar voor de Export’ gekregen en deze werd me overhandigd door prins Filip in het Egmontpaleis.  

In 2011 werd Primus hofleverancier en kreeg ik als CEO de oorkonde uit handen van prinses Mathilde.

En last but not least werden mijn vrouw en ik uitgenodigd voor het nieuwjaarsconcert op het paleis in 2012 waar we in audiëntie ontvangen werden door Koning Albert en Koningin Paola.

  Eddy met de Minnezangertjes bij koningin Fabiola   Eddy krijgt de oorkonde van hofleverancier uit de handen van Koningin Mathilde  
Familieman    

2000 was ongetwijfeld voor Eddy het meest memorabele jaar uit zijn leven. Hij verliet IPSO, scheidde van zijn vrouw, verhuisde eerst naar Kortrijk, trouwde met zijn vriendin Dominique en samen kochten ze hun huis aan de zee in De Haan en startte zijn vrouw met de kledingzaken Docodoco in Lauwe.
Zijn vrouw en zijn kinderen betekenen voor Eddy alles. Uit zijn eerste huwelijk heeft Eddy 2 dochters: Tina (1982) en Lenny (1986). Tina woont in Tenerife en heeft daar een reisbureau. Lenny is verpleegster op de afdeling Spoed in Brugge en woont samen met haar man en hun kindjes Ewann en Lance in Wenduine. De vrouw van Eddy, Dominique, heeft twee kinderen uit haar eerste huwelijk: Bo (1991) en Tim (1993). Dominique heeft in Lauwe, West-Vlaanderen, drie kledingzaken en Bo is ondertussen in de voetsporen van haar mama getreden en werkt eveneens in de kledingzaken. Ze is gebeten door mode en alles wat daar bij komt kijken. Tim heeft een koksopleiding gevolgd maar wil zich nu verder bekwamen als account-manager want hij wil hoe dan ook in de verkoop gaan. Lore (2002) is de jongste dochter en loopt school in Oostende.

Eddy & C° op het strand
V.l.n.r.: Tim, Lance, Lenny, Ewann, Dominique, Lore, Tina, Bo en Eddy

  Eddy met zijn vrouw en kinderen
Het liefst van al heb ik dat ze allemaal naar huis komen en dat ik kan koken voor hen, zegt Eddy. We organiseren dat meestal éénmaal per week. Koken is van jongs af aan mijn hobby en nu mijn enige. Mijn moeder was vaak ziek en als kind mocht ik thuis al helpen in de keuken. In mijn latere leven ben ik heel vaak op restaurant geweest en heb daar mijn ogen én mijn smaakpapillen meer dan de kost gegeven.
We hebben thuis een keuken met alles er op en er aan en daar kan ik me ten volle uitleven. Kookboeken heb ik niet nodig, ik stel zelf mijn recepten samen. Het liefst van al maak ik drie gerechten tegelijkertijd klaar. Blijkbaar een vrouwelijk trekje van Eddy. Vrienden uitnodigen is steeds een feest en blijkbaar is het eten goed want ze blijven komen, lacht Eddy.
Naast kokkerellen is reizen een tweede passie van Eddy. Door mijn werk heb ik een stuk van de wereld gezien, zegt Eddy, maar in Italië hebben wij ons hart verloren. In 2003 keken we uit om in Toscane een optrekje te kopen. Die mooie droom hebben we snel opgeborgen want dat waren echt prijzen om achterover van te vallen. In 2005 hebben we in Umbrië een huis gekocht met prachtig zicht op de heuvels en de velden.
 

In 2012 hebben we dat verkocht en een groter huis gekocht iets verderop zodat onze kinderen en onze familie zonder problemen konden komen logeren. Ieder jaar in de grote vakantie trekken we een maand naar ginder en ook de overgang van oud naar nieuw vieren we steevast in Italië. Umbrië is onze tweede thuis geworden.

Daar op het terras samen met de mensen die je graag ziet genieten van een goed glas wijn, in de zon, tussen de velden, omringd door distelvinken en sijsjes… Wat kan een mens nog meer wensen. Kortom leven als God in Frankrijk, ook al is het in Italië.

Of ik geluk heb gehad in mijn leven? Uiteraard. Maar ik wil toch afsluiten met een zin die ik ooit hoorde van een collega bij Bauwens, Willy Van Sande: ‘Geluk, dat is als nen trein die voorbij rijdt. Als ge er opspringt, dan zijde mee, maar als ge niet springt kan het zijn dat hij nooit meer passeert’.
Voor mij een levenswijsheid, een waarheid als een koe!

Onze babbel zit er op.
Ik ben verdomd blij dat ik mijn dictafoontje bij me had,
want het verhaal van Eddy was er werkelijk één om u tegen te zeggen.

En ga je je werk niet missen? vraag ik hem tot slot.
Ik denk het niet, zegt hij resoluut.
Ik heb mijn best gedaan 41 jaar lang
en hoe je het ook draait of keert,
niemand is onmisbaar, het kerkhof ligt vol met onmisbare mensen.
Ik wil nog een beetje (veel ) van mijn leven, mijn vrouw en mijn kinderen genieten.
Niets meer, niets minder.

Bedankt, Eddy voor jouw ‘wijs’ verhaal en stief bedankt voor je West-Vlaamse gastvrijheid!
Ik heb me ‘gejeund’!

Mark De Block

06-X-2015


© Mark De Block
Thuiskomen